Voorganger: dhr. Siep Rienstra
Organist : dhr. Bauke Klootwijk
Gemeente en kerkenraad zijn binnen.
Wij gaan allen staan.
Voorganger zegt:
De weg liep dood, de nacht viel in,
de zon voorgoed gedoofd.
Wat was de zin?
Wie heeft er nog in opstaan,
in opnieuw het leven
Lachend tegemoet gaan, geloofd?
Maar het is waar! De nacht verdwijnt.
Je ziet weer licht, de zon die schijnt.
De Paaskaars wordt binnengedragen.
De diaken van dienst roept: De Heer is waarlijk opgestaan!
Gemeente antwoord: De Heer is waarlijk opgestaan!
Wanneer de kaars is neergezet zingen wij lied 601
Voorganger: woord van welkom
Bemoediging en Groet.
Gebed van toenadering:
Zingen Psalm: 150: 1 en 2
Gemeente gaat zitten
Gebed voor de nood van de wereld
Glorialied 624: 1, 2 en 3
Gebed om de Heilige Geest
Liturgische Bloemschikking
Spiegelverhaal lied 650: 1, 2, 3 en 7
1ste lezing Jesaja 51: 9 t/m 11
9 Ontwaak, ontwaak, arm van de HEER,
en bekleed u met kracht!
Ontwaak als in de dagen van weleer,
als in lang vervlogen tijden.
Was u het niet die Rahab vermorzelde,
die het monster doorboorde?
10 Was u het niet die de zee drooglegde,
het water in de diepte,
die een weg baande op de bodem van de zee
waarover het verloste volk kon gaan?
11 Wie door de HEER zijn bevrijd, keren terug.
Jubelend komen zij naar Sion,
gekroond met eeuwige vreugde.
Gejuich en vreugde trekken de stad binnen,
gejammer en verdriet vluchten eruit weg.
Zingen: 630 : 1
2e lezing Johannes 20: 1 t/m 18
Verteller:
Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald.
Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei:
Maria:
‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’
Verteller:
Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf.
Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf.
Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen.
Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in.
Ook hij zag de linnen doeken, en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek.
Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde.
Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan. De leerlingen gingen terug naar huis.
Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen.
Engel:
‘Waarom huil je?’
Maria:
‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’
Verteller:
Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was.
Jezus:
‘Waarom huil je?’ ‘Wie zoek je?’
Verteller:
Maria dacht dat het de tuinman was
Maria:
‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’
Jezus:
‘Maria!’
Maria:
‘Rabboeni!’
Jezus:
‘Houd me niet vast,’
‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader.
Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’
Verteller:
Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had
Zingen lied 632: 1
Overdenking
Zingen lied 659 :6 (1 allen; 2 vrouwen; 3 allen; 4 mannen; 5 en 6 allen.)
Gebeden
Dank en voorbeden
Stil gebed
Gezamenlijk bidden van het Onze Vader
Bloemengroet
Slotlied 634
Zegen